UITWIJK
Noodgedwongen tijdelijke verhuizing werd unieke ervaring
‘Onbedoeld leer je van elkaar’
KLACHT?
Noodgedwongen uitwijk werd unieke ervaring
‘Onbedoeld leer je van elkaar’
Door een grote telefoonstoring die maar liefst een week duurde, belandden verpleegkundig intakecentralisten van de meldkamer van Den Bosch eind juni plots in Rotterdam. De noodoplossing vroeg veel flexibiliteit en bracht uitdagingen met zich mee. Na afloop keken beide kanten met tevredenheid terug.
Als over een paar jaar de Landelijke Meldkamer Samenwerking helemaal zoals bedoeld functioneert, kan de ene meldkamer indien nodig virtueel worden overgeheveld naar andere meldkamers. Maar nu kan dat nog niet. De 112-oproepen die vanaf zaterdagochtend 26 juni in Den Bosch plotseling niet meer binnenkwamen, werden meteen gerouteerd naar Drachten. Toen het technische euvel langer ging duren, bleef dat geen werkbare oplossing. De meldkamer in Rotterdam wilde wel onderdak bieden aan Bossche centralisten, van alle drie de kolommen. Enkele uren na het ontstaan van de storing gingen ze op pad. Niemand vermoedde dat het tot de volgende zaterdag zou gaan duren. Dingen missen “Eerst hebben we de collega’s onze uitwijkruimte aangeboden achter de glazen wand”, vertelt teamleider Hans Kuiper van de Rotterdamse Meldkamer Ambulancezorg. “Maar dat werkte niet optimaal. Ons GMS is anders ingericht, we werken met een andere versie van CityGIS, sommige werkafspraken zijn net ietsjes anders. De collega’s hadden veel vragen en het risico ontstond dat we belangrijke dingen zouden gaan missen. Al snel zijn we gemixt gaan zitten in onze eigen ruimte, om elkaar direct met alles te kunnen helpen. De 112-oproepen konden niet worden gesplitst, die liepen door elkaar van drie regio’s: Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland Zuid en Oost-Brabant.” Het lokaal technisch beheer van Rotterdam bleef steeds in de buurt om losse eindjes en autorisaties te regelen en de dienstwissels te begeleiden.
De Bosschenaren pendelden in busjes en piketvoertuigen samen naar Rotterdam. Vier ambulancecentralisten overdag, drie in de avond en twee in de nacht. De uitgifte bleef achter in Den Bosch, omdat die niet van telefonie afhankelijk is en omdat het anders niet had gepast. “Zij werken met de portofoon via C2000 en waar nodig met de gsm ernaast”, zegt waarnemend teammanager van Oost-Brabant Yvonne den Ouden. “Technisch verliep dat soepel, maar ook voor die collega’s was het een onwerkelijke situatie. Op de stille meldkamer in Den Bosch misten zij ineens veel context. Normaal hoor je bij wijze van spreken de reanimatie van verre op je afkomen en kun je alvast vooruitdenken. Nu kwam elke inzet als een verrassing. Dat vraag een ander soort alertheid.”
ACE-status Of het nu bedoeld was of niet, in Rotterdam leerden ze van elkaar. Alleen al doordat je elkaar kan horen. Hans: “Ons viel bijvoorbeeld op dat de Brabantse collega’s in ProQA iets bijzonders doen bij de afsluiting op de X-kaart. Ze geven de melder wel de instructie om de patiënt vanaf nu iets meer te eten of drinken te geven, maar de zinsnede dat de patiënt daarvan misselijk kan worden en het later problemen bij de behandeling kan geven, slaan ze over. Wij wilden wel eens weten hoe dat zit, want dat scheelt natuurlijk best wat tijd. Het bleek dat ze besloten hebben die informatie alleen te geven wanneer de melder daarnaar vraagt. Het weglaten ervan schaadt de patiënt niet. Onze EDQ’s hebben het daarover gehad en wie weet nemen wij dat over. Brabant heeft de ACE-status en wij nog niet, ook daarover hebben we gedachten en verbetersuggesties kunnen uitwisselen. De kans om dat midden in de praktijk te doen, krijg je maar één keer.”
Andere talen ProQA biedt uiteraard een prima basis om in zo’n gelegenheidsopstelling dezelfde goede zorg te bieden aan patiënten uit welke stad of dorp dan ook. “We kregen af en toe te maken met melders in andere talen en dialecten dan we gewend zijn”, zegt Hans. “Voor de bezoekende collega’s waren sommige specifieke kenmerken van meldingen uit de haven of de petrochemische industrie niet meteen duidelijk. Maar dan was er hulp.” Het was weliswaar erg druk en soms rumoerig, maar de sfeer was goed, vertelt Hans. “Wij kregen van de collega’s Bossche bollen en we haalden zelf dan weer pizza’s of ijsjes. Petje af voor hoe zij zich hier in een vreemde omgeving hebben staande hebben gehouden, met extra reistijd maar zonder verlies van het goede humeur.” Yvonne: “Alles moest onder stoom en kokend water tot stand komen, maar we zijn gered door de snelle, positieve ontvangst en de vele technische hulp. We hebben de lasten goed kunnen verdelen. Werktechnisch was dit voor iedereen een bijzondere uitdaging. Je hebt eens even andere praat met andere mensen. En van het uitzicht hoog boven de stad kregen onze collega’s niet genoeg, dat is namelijk het andere uiterste van wat we in Den Bosch zien: niets.”