CASUS
Het kan altijd ernstiger zijn
CASUS
Het kan altijd ernstiger zijn
Een jongen belt 112 en vertelt aan de centralist dat zijn moeder van 37 jaar een paniekaanval heeft. Ze kan haar hyperventilatie niet onder controle krijgen. De vrouw kan zelfs geen volzinnen spreken. De ambulance gaat rijden onder A1. Ter plaatse blijkt de saturatie van de patiënt laag en niet te corrigeren met zuurstof. Ze valt weg. De vrouw moet uiteindelijk zelfs in de ambulance worden gesedeerd en geïntubeerd. Met verdenking van massale longembolieën wordt ze aan de SEH overgedragen. De afloop van de casus is op de meldkamer onbekend. De moraal van het verhaal is dat er altijd van een levensbedreigende situatie sprake kan zijn, al zou het woord paniekaanval van de melder ons daar in eerste instantie van kunnen afleiden. Hyperventileren kan een uiting van een psychische en van een (ernstige) somatische klacht zijn. Het strak doorlopen van het protocol is altijd van groot belang. Hand steekt uit auto Bij rondvraag naar bijzondere casuïstiek voor deze rubriek, droeg het centralistenteam van de Meldkamer Ambulancezorg in Haarlem niet alleen de bovenstaande melding aan, maar ook een aantal anekdotische, waargebeurde situaties die te mooi zijn om ze hier niet te vermelden. Een vrouw belt 112 voor haar buurman die pijn op de borst heeft. Bij uitvraag van de klachten blijkt er van pijn geen sprake, ook vegetatieve klachten zijn niet waarneembaar. Terwijl de ambulance al onder A1 rijdt, vraagt de centralist aan de meldster hoe zij eigenlijk te weten is gekomen dat de buurman pijn op de borst heeft. Haar antwoord luidt: Ik ben helderziend en ik voelde aan dat hij een hartinfarct zou krijgen. De ambulancebemanning stelt vast dat meneer gezond is en kan zich snel weer vrij melden.
Nadat een moeder haar dochter van een jaar of 12 aan de telefoon heeft gehad, belt de moeder 112. Het meisje heeft namelijk een stinkend geparkeerd busje waargenomen waar een hand uit steekt. Verdere uitvraag kan niet plaatsvinden, omdat de moeder ook niets méér weet dan waar het busje staat. De ambulance en politie gaan met spoed naar de locatie. Ter plaatse treffen ze een klusbusje. De hand blijkt een klushandschoen die van binnenuit tussen de deur klem zit. Het busje ruikt zoals intensief gebruikte klusbusjes weleens ruiken. Eentje is dood Een vader belt 112 omdat zijn zoon niet meer reageert op aanspreken. De verbinding wordt verbroken, maar het nummer is gezekerd en de centralist belt terug. Meneer geeft aan dat zijn zoon niet ademt. Reanimatie wordt in gang gezet. Via de speaker hoort de centralist een hoop gestommel wanneer hij opdracht geeft de zoon op de grond te krijgen. Dat duurt even, maar dan kunnen de compressies op gang komen. Meetellend hoort de centralist de burger-AED’er en de eerste ambulance arriveren. Tot verbazing van de centralist, die dacht midden in een reanimatie te zitten, laat de ambulancecollega weten dat er geen reanimatiebehoeftige persoon in de woning is. De verwarde melder blijkt bekend te zijn met hallucinaties en wanen. ‘Mijn schatje is dood’, aldus een geëmotioneerde melder. De centralist gaat de uitvraag aan en komt er na enkele antwoorden achter dat het schatje een hond is. Nog eentje in de sfeer van fauna: Hoeveel gewonden zijn er bij het verkeersongeluk? Antwoord: Eentje is dood. Het blijkt echter niet om een overleden persoon te gaan, maar om de eveneens bij het ongeluk betrokken eend. Dank aan de centralisten van de meldkamer in Haarlem!