Casus
Twee werkelijkheden
13.30 uur De ambulance arriveert gelijktijdig met de politie bij een melding reanimatie op straat. Ze worden ontvangen door een man die de telefoon nog aan zijn oor heeft. Hij heeft de meldkamer nog aan de lijn. De bemanning van de ambulance ziet iemand op straat liggen. Maar ze zien ook dat niemand daar ook maar iets doet. Er wordt niet gereanimeerd en er staat niemand in de buurt van de patiënt. De bemanning start met de politie direct de reanimatie op. Later wordt besloten de reanimatie te stoppen. De man is overleden. De bemanning belt later met de meldkamer. Want hoe is het nou mogelijk dat er bij aankomst niemand was gestart met de reanimatie? Had de centralist de melder niet gewoon instructies moeten geven?
13.18 uur Er komt een 112 melding binnen op de meldkamer. De melder geeft aan dat er een man op straat ligt van ongeveer 55 jaar. Hij is niet wakker en ademt niet. Hij voelt nog warm aan. De centralist start direct met reanimatie-instructies. De melder volgt deze ogenschijnlijk goed op. Tijdens de instructies telt de man bijvoorbeeld ook hardop mee met het hartmassage ritme. Uit alles blijkt dat de drie personen ter plaatse druk aan het reanimeren zijn, terwijl de ambulance en politie aanrijdend zijn. De instructies worden gegeven totdat de centralist hoort dat de ambulance arriveert. De centralist hoort ook dat de bemanning aan de melder vraagt waarom er niemand met reanimeren is gestart. Daarna wordt de verbinding verbroken.
Het is een, weliswaar extreem, maar dit jaar waargebeurd voorbeeld waaruit blijkt dat er een groot verschil kan zitten tussen wat de melder zegt en wat de bemanning ter plaatse aantreft. Met in dit geval een groot nadelig effect voor de patiënt.
Overdrijving Er zijn melders die de klachten overdrijven. Maar ook melders die zichzelf en de centralist gerust proberen te stellen door de klachten als onschuldig af te doen. Er zijn melders die heel goed beschrijven wat er aan de hand is. Maar ook melders die een andere weergave geven van de werkelijkheid. Het zou kort door de bocht zijn om te zeggen dat die laatste categorie de waarheid niet spreekt. Deze mensen vertellen hun waarheid, of hopen dat wanneer ze overal ‘ja’ op antwoorden er zonder meer hulp komt. Het is vervolgens de uitdaging voor verpleegkundig centralisten om dat wat de melder zegt niet op voorhand in twijfel te trekken. Waarbij we weten dat de melder ook niet altijd gelijk heeft.
‘Spelletje’
In deze casus bleek later dat de melder het absoluut niet zag zitten om de persoon op straat aan te raken. Maar in plaats van dat te benoemen, heeft hij over de telefoon het ‘spelletje’ maar een beetje meegespeeld. Hij deed net of hij aan een omstander reanimatie-instructies gaf, terwijl er ter plekke niemand is gestart. Hij hoopte dat de hulp er snel zou zijn. Melders zijn met hun informatie en handelen stevig bepalend in het beeld dat bij aanvang, maar ook tijdens het aanrijden naar een incident, leeft op de meldkamer. De kans dat de ambulance daardoor een hele andere situatie aantreft dan verwacht is best groot, hoe goed en zorgvuldig de centralist ook zijn of haar taak vervult.