ProQA naast NTS: ‘Er is geen moment gedoe geweest’
Van alle 112-meldingen in Nederland wordt de ene helft afgehandeld met behulp van ProQA, de andere helft met NTS (Nederlandse Triage Standaard). In veel opzichten lijken het tegenpolen. Maar in Den Haag draaien beide systemen onder één dak: de meldkamers van Haaglanden (NTS) en Hollands Midden (ProQA) bevinden zich in één ruimte. “We respecteren elkaars protocol volledig”, zegt Arnold van der Meijden, Hoofd Geneeskundige Meldkamer voor de regio Haaglanden.
De intake en de uitgifte verlopen voor beide regio’s gescheiden, legt Arnold uit. “Maar bij overloop van meldingen aan de ene kant, springt de andere kant bij. De centralist die een melding overneemt uit de buurregio, behandelt deze met zijn of haar eigen protocol.” Dus, stel: alle centralisten van Haaglanden zijn in gesprek en ze krijgen er nog een 112-oproep bij, dan komt deze automatisch terecht in het scherm van een vrije collega van Hollands Midden, die het gesprek afhandelt in ProQA. Arnold: “Iedereen werkt dus met het systeem dat hij of zij kent. Voor de melder maakt het niets uit.” Maakt het voor de uitkomst iets uit? “Ik denk het niet”, zegt Arnold. “We hebben geen evidence, het is nog niet onderzocht. Maar gevoelsmatig zeg ik dat de uitkomsten doorgaans gelijk zijn of dicht bij elkaar liggen, althans ik heb geen voorbeelden paraat van heel uiteenlopende triage-uitkomsten of inzetvoorstellen.”
Stammenstrijd
Dat zou je wellicht niet zeggen op basis van de ‘stammenstrijd’ die zich heeft afgespeeld tussen aanhangers van NTS en ProQA. Arnold bevestigt: “Toen wij hier samengingen, keken collega’s in het hele land met open mond mee: Zou dat wel goed gaan? Maar er is geen moment gedoe geweest. We respecteren elkaars keuze. Er is ook geen enkele terughoudendheid in de samenwerking op andere terreinen. We hebben elkaar juist enorm geholpen sinds we hier samen zitten.”
Van de 24 Meldkamers Ambulancezorg die van overheidswege moeten fuseren tot in totaal tien, waren Haaglanden en Hollands Midden in 2013 een van de eerste om samen te gaan. Arnold: “Doordat in Den Haag net De Yp was gebouwd, verliep het samengaan hier heel snel. Er is wel gesproken over het gelijkschakelen van het triagesysteem, op hoog niveau zelfs. Maar de keuzes voor het ene of andere protocol lagen zo zeer verankerd in de visies van de beide ambulancediensten, dat beide kanten geen switch wilden maken.” De meeste centralisten zien voors én tegens aan het eigen systeem, schetst Arnold. “De NTS-centralisten zouden best een aantal meldersinstructies willen hebben zoals ProQA die heeft. En de ProQA-centralisten ervaren soms de rigiditeit van hun systeem die hun collega’s niet ervaren.”
Arnold van der Meijden
De nadelen van het vasthouden aan het eigen protocol zijn beperkt, stelt Arnold. “Door de twee verschillende systemen blijf je ook twee afzonderlijke ploegen centralisten houden. Qua roosters, vervanging, opleidingen en dergelijke mis je daardoor een paar schaalvoordelen. Daar staat tegenover dat aan het begin niemand heeft hoeven omscholen. De enigen die ergens aan moesten wennen, waren ambulancechauffeurs en -verpleegkundigen die in hun dataterminal nieuw jargon te zien kregen als een melding niet in ‘hun’ systeem was behandeld."
In de grote stad gebeurt meer In inwoneraantal ontlopen de regio’s elkaar niet veel: Haaglanden telt een miljoen zielen en Hollands Midden 800.000. Het aantal 112-meldingen daarentegen scheelt de helft. “In een grote stad gebeurt meer, maar dat verklaart het nog niet helemaal”, zegt Arnold. “De volksaard is ook anders. In bijvoorbeeld de Bollenstreek wachten mensen eerst nog eens even af en bellen dan de huisarts. In de stad weten mensen soms niet eens wie hun huisarts is, dus bellen ze 112 bij een vinger tussen de deur.” Wegens dit verschil in meldingen zit Haaglanden meestal met één verpleegkundige centralist meer dan Hollands Midden, overdag is dat respectievelijk vijf en vier.” In de grensgebieden worden uiteraard ook elkaars ambulances ingezet. Dat gebeurt altijd door een eigen uitgiftecentralist. “We sturen nog niet elkaars eenheden aan.”
In het gebruik verschillen NTS en ProQA vooral door de vrije vorm versus het strikte protocol.
Na het veiligstellen van de gegevens van de locatie en melder, doorloopt de NTS-centralist een verplichte lijst met DABC-scores waar meldersinstructies aan gekoppeld zijn. “Zijn die scores stabiel, dan verschijnt op basis van een ingangsklacht, bijvoorbeeld buikpijn, een set hints”, legt Arnold van der Meijden uit. “Dat zijn voorgestelde vragen die je kunnen helpen met triëren. Maar ze hoeven niet per se allemaal te worden doorlopen en ook de formulering die je kiest staat vrij. Niet iedereen met buikklachten heeft dezelfde context. De ervaren professional neemt die context mee in het triagegesprek. Bij ProQA kan het gebeuren dat je als centralist een vraag moet stellen waarvan je zelf al weet dat die niet passend of niet uitvoerbaar is.”
Voor het overige werken de beide systemen niet zo heel verschillend: er komt uiteindelijk een inzetvoorstel tevoorschijn. Arnold: “Het inzetvoorstel is bij ProQA uitgebreider. Daar wordt bijvoorbeeld automatisch het MMT voorgesteld wanneer het om een kinderreanimatie gaat. De NTS-centralist moet daar zelf aan denken.”
Er vindt ‘onbedoeld kruisbestuiving’ plaats in de Haagse meldkamer waar NTS en ProQA naast elkaar draaien, heeft Arnold vastgesteld. “Ik hoor soms NTS-collega’s de openingszin van ProQA gebruiken en dat is prima natuurlijk. Eigenlijk zouden we het beste van beide systemen moeten combineren in een nieuw uitvraagprotocol, maar of dat er ooit van komt…”