Overleggen en kennis delen maakt sterker
Medisch Managers Ambulancezorg
Frits Weijschede en Merel Willeboer
Ambulancedienst Zuid-Holland Zuid
Bij het samengaan van de meldkamers van Rotterdam en Dordrecht in 2018, werd Frits Weijschede de overkoepelende ‘meldkamer-MMA’ (Medisch Manager Ambulancezorg).
SEH-arts Merel Willeboer volgde hem in Zuid-Holland Zuid op als de ‘rijdienst-MMA’.
In gesprek met Frits en Merel:
Frits: “Twintig jaar lang was ik allround MMA voor Zuid-Holland Zuid, en bijna al die tijd de enige. Toen de meldkamers richting een fusie gingen, werd de taak erg omvangrijk aan beide kanten. We hebben besloten om voor het overlappende deel, dus de meldkamer, een afzonderlijke MMA aan te stellen en ik ben naar die positie opgeschoven. Beide regio’s hebben vervolgens, elk op een iets andere manier, de functie van rijdienst-MMA vormgegeven; de rijdiensten zijn immers niet samengegaan. In Zuid-Holland Zuid hebben we Merel daarvoor aangezocht, die sinds enige tijd al bij ons als ondersteunende rijdienst-MMA werkte. Merel is tevens SEH-arts in het Franciscus Gasthuis & Vlietland in Rotterdam.”
Wat doet de meldkamer-MMA?
Frits: “Een MMA is in het algemeen de arts die de bevoegdheid verstrekt aan de verpleegkundigen van een ambulancedienst om voorbehouden en risicovolle handelingen te verrichten, zowel buiten als op de meldkamer. Op de nieuwe Rotterdamse meldkamer is de 112-intake van beide regio’s geïntegreerd. Medewerkers van beide regio’s zijn dus met hetzelfde werk in één werkgebied bezig. Dan is het logisch dat zij langs dezelfde lat worden gelegd, dat het bekwaamheidsbeleid hetzelfde is, dat protocollen hetzelfde zijn. Ook houd ik me bezig met feedback en coaching. Voor 112-meldingen doen primair de EDQ’s dat, maar ze deden dat aan beide kanten toch net even anders. De meldkamer van Dordrecht heeft de ACE-status en die van Rotterdam nog niet. Het is zaak om overal waar verschillen binnen de meldkamer bestaan, deze gelijk te trekken. Het ‘scoren’ van huisarts- en ziekenhuismeldingen, die buiten het regime van ProQA vallen, doe ik zelf. De grens tussen mijn taken en die van de rijdienst-MMA’s in beide regio’s is overigens dun. Je werkt in een keten, dus komt elkaar al heel snel tegen, bijvoorbeeld na een klacht of incident. We overleggen veel en moeten elkaar ook kunnen vervangen.”
Merel, wat vind jij als SEH-arts van ProQA?
Merel: “Ik heb het systeem nu regelmatig in de praktijk kunnen bekijken en ik begrijp het idee erachter goed. Het is ontstaan om te voorkomen dat essentiële zaken worden gemist, door de individuele inbreng van de centralist te minimaliseren. In principe is dat een heel goed streven voor de patiëntveiligheid. Maar ook mij kan soms het gevoel bekruipen dat ProQA met de daaraan gekoppelde inzetten en urgenties heel ‘veilig’ te werk gaat. Was deze rit echt nodig, vraag ik me – net als ambulancebemanningen – ook als SEH-arts weleens af. Toch zal er nooit een perfect evenwicht ontstaan waarbij we niet te veel onder- en niet te veel overtriëren. De methode ProQA weerspiegelt mede een maatschappelijke trend om je zo goed mogelijk in te dekken.”
Zou je dan wel meer vrijheid willen bepleiten?
Merel: “Moeilijke vraag en deels is het voor mij misschien makkelijk praten. Als ik een patiënt op de SEH zie, beschik ik meestal over heel veel informatie. Een centralist moet het doen met zijn of haar oren en stem en is dus als individuele zorgverlener kwetsbaarder. Vaak wanneer een huisarts of ambulanceverpleegkundige mij over een patiënt consulteert, zeg ik zelf ook: ‘Ik zie de patiënt niet, dus ik kan je nergens zekerheid over geven. Ik kan hooguit zeggen of je redenering logisch is en vragen of je aan alles gedacht hebt’. ProQA verleent aan de centralist wel een bepaalde zekerheid.”
Is er – zonder de vrijheid van de centralist te verruimen – iets te doen tegen overtriage?
Merel en Frits: “Als je de achteraf bezien onnodige ritten beter kunt identificeren, kun je ook bekijken hoe je ze kunt tegengaan. Deels doen we dat continu door landelijke urgenties aan te passen op basis van feedback. Door meer in te zetten op scholing en coaching van centralisten, kun je de omgang met ProQA waarschijnlijk nog flink verbeteren – denk aan het vermijden van verkeerde protocolkeuzes. En als we weten dat ambulances naar meldingen rijden die eigenlijk voor een andere zorgverlener zijn, kun je ook samen bekijken waar je de hele keten kunt versterken zodat ambulances daarnaartoe kunnen waar ze nodig zijn. Daar zijn we ook op allerlei manieren al mee bezig.”
Zijn jullie als MMA’s onderling uitwisselbaar?
Merel: “We zijn denk ik vooral aanvullend. Frits heeft lange ervaring in deze sector en veel bedrijfskundige kennis. Mijn kracht ligt in de acute medische hoek. Die combinatie maakt ons sterk, mits je continu overlegt en kennis deelt. Binnen mijn eigen tweeledige werk is dat eigenlijk net zo. Als SEH-arts die tevens MMA is en regelmatig meerijdt op de ambulance, kan ik me inleven in besluiten, bijvoorbeeld als een ambulanceverpleegkundige een patiënt noodgedwongen op de SEH presenteert omdat elke andere optie niet lukte. In een overleg zit ik bijna altijd met meerdere petten op. En ik merk dat dat uiteindelijk helpt om tot betere besluiten te komen. Overigens zijn Frits en ik het gelukkig bijna altijd met elkaar eens!”
Frits Weijschede en Merel Willeboer