Doe’s lief

Je ziet ze niet, en spreekt ze waarschijnlijk maar een paar keer in je leven als je 112 moet bellen en dan ben je blij om ze te spreken. Acute zorg op straat of thuis valt of staat met adequate zorg van de meldkamercentralist: daar begint het! ‘Als niemand de telefoon opneemt, gebeurt er helemaal niets’, vertelde een wijze meldkamercentralist mij altijd. Het opnemen is één ding, maar daarna gebeurt het pas; het duidelijk krijgen waar en wat er gebeurt, is geen sinecure. In alle emotie de juiste informatie boven krijgen en ook instructie geven tot handelen, bijvoorbeeld het reanimeren van een kind, is uitdagend. En wij op de ambulance oordelen daar soms misschien makkelijk over (terwijl we zelf het niet fijn vinden als ze op de SEH een snel oordeel over ons vellen). Ik trap er ook wel eens in: “Ja hoor, een A1 voor een blauwe plek op de hand”. Totdat bij aankomst blijkt dat er inderdaad een hematoom op de hand zit door een doorgeschoten INR. Maar de vrouw hangt met een verlaagd bewustzijn in de stoel, wat samen met andere verschijnselen ons doet vermoeden dat er ook in het hoofd een bloeding zit. De forse hersenbloeding resulteert zelfs in een reanimatie-situatie achter in de ambulance. Oeps, toch iets anders dan ik dacht en terecht goed ingeschat door de centralist. De centralist kreeg door de paniek van de echtgenoot niet meer informatie boven dan de blauwe plek op de hand en maakte een goede inschatting voor de A1 urgentie. Uitvraagprotocollen zijn ook niet alles, het blijft mensenwerk.

Bij de melding die mij nog altijd bij staat, vervulde de centralist ook een sleutelrol. Wij krijgen een reanimatiemelding. De centralist heeft de melder instructie gegeven tot starten van de reanimatie, de tweede ambulance en politie worden meegestuurd; kat in het bakkie, zou je zeggen. Als we bij de kleine woning in Utrecht aankomen doet een vrouw open. Wij willen door om zo snel mogelijk met de reanimatie te starten, maar de vrouw zegt alleen maar “sorry, sorry” en blijft in de deur opening staan. Ja hoezo sorry, we willen erlangs en starten. We wurmen ons langs de vrouw en kijken in de woonkamer verward rond. We zien alleen een man in een stoel zitten, maar niemand die bezig is met een reanimatie. Wel zien we een kussen op de grond liggen. Wat blijkt; de licht dementerende man in de stoel heeft ooit zijn broer zien overlijden. Dat zag hij nu voor zich en terwijl zijn vrouw boven de was deed, heeft hij 112 gebeld. De man kon in zijn hallucinatie erg realistisch reageren op de vragen van de centralist. Reageert uw broer? Ademt uw broer? Toen de vrouw beneden kwam trof ze haar man drukkend op een kussen aan. De centralist had hem goede instructies gegeven om zijn broer uit de stoel te halen, op een harde ondergrond te leggen en te starten met borstcompressies. De centralist had top werk gedaan.

Wees lief tegen die collega’s op de meldkamer. Ze krijgen per dag door de veelheid van meldingen meer ellende over zich heen dan wij op de ambulance. De rauwe emotie van het eerste moment komt bij hen binnen. Daarnaast moeten ze dealen met een schaarste aan ambulances, waardoor ze soms met hun handen in het haar zitten. Los het maar op: de tekorten aan personeel worden op de meldkamer direct duidelijk. Ze staan aan het begin van de ketenzorg die we met elkaar invullen.

Deze column verscheen onlangs in het Venticare Magazine. Ruben is docent op het METS Center Bilthoven, ambulanceverpleegkundige RAVU, Lid Medische Advies Raad en voorzitter Educatieve Advies Raad bij de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR).